Groep van ca. 30 artillerieofficieren staande naast en achter elkaar en zittend op de grond [A] Batterijkist. [B] Beurston. [C] Kardoeskoker. [D] Buskruidbus. [E] Gereedschapsmand. [F] Morsmouwen. [G] Deklap. [H] Vaaglap. - Artillerie materieel van het Koninklijk Nederlandsche Leger : … [A] Knaap met weegboom [B] Domme kracht. [C] Handspaak. [D] Koevoet. [E] Beslagen rol met handboom. [F] Onbeslagen rol. [G] Slegge. [H] Handhei. [I] Kogelgootschraag. … [A] Wisscher met aanzetter tot getrokken kanons. [B] Wisscher met aanzetter tot gewone kanons. [C] Wisschers met krabbers. [D] Wisscherklos (onbekleede). [E] Kraag tot wisscher. … [A] Aanzetter tot getrokken kanons. [B] Wisscher tot getrokken kanons. [C] Aanzetter tot gewone kanons. [D] Wisscher tot gewone kanons. [E] Lepel. [F] Aftrekker. [G] … [A] Kanonkrabber enkele. [B] Kanonkrabber dubbele. [C] Galzoeker. [D] Galpeiler. [E] Galafdrukker met [F] de Draagpunten. [G] Liniaal. [H] Strijkijzer. [I] Wasplakker. [K] Schroefsleutel. [L] … Opzetten tot [A] belegering en vestinggeschut. [B] Kustgeschut. [C] Veldgeschut. [D] Uitvalgeschut. [E] Getrokken kanons van 4 pond tot achternok. [F] Getrokken kanons van 4 … [A] Ronde schoppen. [B] Vierkante schop met de kap. [C] Kleispade. [D] Zodenspade. [E] Houweel. [F] Pikhouweel met de kap. [G] Pik. [H] Aardzak. [I] … Kogelgloeigereedschap. [A] Blaasbalg met gestel. [B] Rooster. [C] Kogeldrager. [D] Kogeluithaalder. [E] Kogelrolder. [F] Kogeltang. [G] Wrijfring. [H] Essen met steel. [I] Pook. [K] Kolenschop. … [A] Ronde kogels. [B] Opgeklotste kogels. [C] Kartetsen. [D] Kanonproppen tusschen. [E] Kanonproppen voor. [F] Bom. [G] Granaten gewone punt. [H] Granaten gewone punt [I] … Spiegelwerktuig tot de ziel van alle vuurmonden. [A] zonnespiegel. [B] kijker. [C] binnenspiegel. [D] lichtschermen. [E] steunklos. [F] luchtpomp. [G] zundgatafdrukker. [H] zundgatopruimer. [I] haak … [A] Kanonpassers, regte. [B] Kanonpassers, kromme. [C] Bodemdiktemeters. [D] Ijzerdiktemeters [E] Schuifpassers. [F] Buisgattappen. [G] Laadgattappen. [H] Galpeiler. [I] Oormaten tot bommen. [K] Mallen tot …
